Agenda voor het kabinet: opschonen, innoveren en borgen

De belangrijkste opdracht op het terrein van de bestuurlijke en financiële verhoudingen voor het nieuwe kabinet is om de balans weer te herstellen, omdat anders de financiële problemen bij decentrale overheden onbeheersbaar worden en hun kracht verder erodeert.

Oplossingsrichtingen: opschonen, innoveren en borgen
Figuur 4: Oplossingsrichtingen

Opschonen, innoveren en borgen

Daartoe moet het nieuwe kabinet de rol en taak van decentrale overheden en regio definiëren en verankeren, de huidige bekostigingswijzen opschonen, de naleving van stelselafspraken borgen en de instrumenten zuiverder toepassen en innoveren.

Dit is noodzakelijk omdat de overheid voor grote opgaven staat op het terrein van de woningbouw, de energietransitie, de klimaatadaptatie, het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis, het werken aan brede welvaart, regionale economie, vitaal platteland e.d. Maar ook in het herstel van vertrouwen in een overheid die werkt voor de burger.

'Het is een illusie te denken dat een zak geld het structurele probleem van de disbalans oplost. Als je alleen focust op het geld, dan vergeet je de systeemfout: in bevoegdheden zijn er dingen niet in evenwicht.'[30]

Er is bij de aanvang van de nieuwe kabinetsperiode een reset nodig. Maak vooraf gezamenlijk de balans op. Het gaat dus niet (alleen) om extra geld om de tekorten in te lopen. Dit is wel noodzakelijk, maar gaat het onderliggende probleem niet oplossen.

De oplossing vergt ook een aantal fundamentele keuzes. Als die keuzes niet worden gemaakt blijft het doormodderen, lopen we het risico dat over een aantal jaar de tekorten weer oplopen en dreigt het gevaar van een verdere uitholling van de lokale democratie. De fundamentele keuzes dienen niet alleen in samenhang maar ook in de goede volgorde worden aangepakt. Sommige van die keuzes kunnen binnen het huidige stelsel worden gemaakt, andere vergen een aanpassing van wet- en regelgeving. Het is niet reëel te verwachten dat dit samenhangende pakket van maatregelen tijdens de kabinetsformatie kan worden geregeld. Maar het is wel van het grootste belang dat er bij de formatie een start wordt gemaakt.

Stel een speciale functionaris naar analogie van de deltacommissaris aan die binnen een jaar komt met de uitwerking van een samenhangend pakket van maatregelen om de balans in de bestuurlijke en financiële verhoudingen te herstellen.

Het is daarbij van belang dat partijen zich binden aan de uitvoering van deze veranderingsagenda voor het decentraal bestuur. Bestaande patronen moeten worden doorbroken. Het begint met de erkenning van de verschillende rollen die gemeenten en provincies binnen het openbaar bestuur vervullen. Daarvoor is het van belang duidelijkheid te bieden over de aard van de taak en wie de politieke afweging maakt over de omvang en kwaliteit van het voorzieningenniveau waar de burger op mag rekenen. Indien de gemeente of de provincie verantwoordelijk is voor de uitvoering zijn er waarborgen nodig dat zij over voldoende middelen beschikken om de taken goed en efficiënt uit te voeren. Daar waar gemeenten en provincies zelf keuzes kunnen maken volstaat dat zij onderling in een gelijke uitgangspositie komen te verkeren.

Decentrale overheden hebben zelf ook een rol: ze moeten hun eigen rol en positie in balans brengen met hun mogelijkheden, een zakelijker houding richting medebewindstaken en taakoverdrachten hanteren, en niet alles aan de onderhandelingstafel brengen om dan later weer terug te onderhandelen.

  • Een betere procedurele verankering van artikel 2 Fvw.

Daarin wordt vastgelegd dat een onafhankelijke partij de financiële gevolgen van beleidswijzigingen in kaart brengt.

  • Idem voor Artikel 108 lid 3 Gemeentewet.

Of wel: het uitgangspunt dat bij medebewind de kosten daarvan door het rijk worden vergoed.

  • Borging stelselverantwoordelijkheid van de minister van BZK.

De minister BZK vervult de positie als hoeder van het decentraal bestuur; mede-ondertekening bij medebewind en andere beleidsvoornemens die decentrale overheden raken.

  • Een arbiter financiële en bestuurlijke verhoudingen.

Waar partijen bij verschil van inzicht over de naleving van de afspraken en uitgangspunten uit financieel beleidskader zaken kunnen voorleggen voor bindende uitspraak. Het beleggen van deze taak heeft overigens pas zin als er duidelijke kaders, normen en uitgangspunten zijn vastgelegd. Een onafhankelijk orgaan is ook één van de voorwaarden voor een uitbreiding van het lokaal belastinggebied.

  • Stel vast wat nodig is om de tekorten in het sociaal domein op te lossen en te beheersen.

Dit vergt een nadere afweging over wat de burger van de overheid mag verwachten aan zorg en wat die eventueel zelf daar (al dan niet via een inkomensafhankelijke bijdrage) aan kan bijdragen.

  • Stel een financieel beleidskader decentrale overheden op.

Daarin worden de financiële afspraken voor de komende kabinetsperiode vastgelegd over de ontwikkelingen van de vrije bestedingsruimte van decentrale overheden. Verbind daaraan de consequentie van een monitorsysteem waarin de vrije bestedingsruimte van gemeenten wordt gevolgd.

  • Maak werk van de herverdeling gemeentefonds en het provinciefonds.

Voor wat betreft het gemeentefonds: benut de beschikbare tijd tot de invoering om de voorstellen beter inhoudelijk te onderbouwen en zo nodig bij te stellen zodat ze aansluiten bij de objectieve kosten van gemeenten.

  • Introduceer een vrij besteedbare basisuitkering waarbij de beleids- en bestedingsvrijheid voorop staat.

Een basisuitkering heeft een indexering op basis van een normeringssystematiek die meerjarige zekerheid biedt over de ontwikkeling van de omvang dat kan door deze te koppelen aan het Rijksuitgavenkader. Voor de basisuitkering geldt voorts een objectieve verdeling conform het huidige uitgangspunt dat gemeenten bij eenzelfde belastingdruk zouden hebben, in staat moeten zijn hetzelfde voorzieningenniveau aan hun inwoners te kunnen bieden, waarbij de exacte mix en omvang nog steeds kan verschillen op basis van lokale voorkeuren.

  • Stel een medebewindsuitkering binnen het gemeentefonds in.

Deze is voor taken waarbij het Rijk primair stelselverantwoordelijkheid draagt en een uniform voorzieningenniveau het uitgangspunt is, en decentrale overheden primair verantwoordelijk zijn voor een doelmatige en effectieve uitvoering. Indexering kan plaats vinden op basis van de ontwikkeling van de kostenontwikkeling bij decentrale overheden als geheel met daarbij eventueel prikkels voor een doelmatige uitvoering. Om een oordeel over de effectiviteit van het beleid als geheel kan beleidsinformatie worden opgevraagd. Het biedt daarmee een basis voor een afgebakende bestuurlijke dialoog over de wederzijdse inspanningen en verantwoordelijkheden.

  • Draag zorg voor een helder afwegingskader

onder welke voorwaarde specifieke uitkeringen geoorloofd dan wel geboden zijn.

  • Uitbreiding van het lokaal belastinggebied

kan pas aan de orde zijn als de uitkeringssystematiek op orde is om te voorkomen dat rijksbezuinigingen worden afgewenteld op het gemeentelijk belastinggebied.

  • Draag zorg voor een duidelijke verankering van de rol van het Rijk

bij interbestuurlijke samenwerking zodat de financiële verhoudingen gelijk oplopen met de veranderde wijze van interbestuurlijk werken.[31]

Voetnoten

[30] Zie ook Maarten Schurink op het Festival van het Bestuur, van 11 februari 2021, gepubliceerd in Binnenlands Bestuur: Laten we niet vier jaar over geld praten.

[31] Zie ook het in maart/april 2021 te verschijnen advies ‘Rol nemen, ruimte geven. Advies over de rol van het Rijk bij interbestuurlijke samenwerking’.