Evaluatie Raad voor het Openbaar Bestuur 2017-2021

De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft zijn functioneren over de afgelopen vier jaar geëvalueerd. Bureau Berenschot voerde voor deze wettelijk verplichte evaluatie een grondig onderzoek uit. De onderzoekers concluderen in het evaluatierapport ‘Versterken vanuit een goede basis’ dat de Raad voor het Openbaar Bestuur een goede basis heeft waarop hij zijn wettelijke taak uitvoert en de afgelopen vier jaar zijn doelen heeft gerealiseerd. Van daaruit zien ze dan ook ruimte om de impact van de adviezen van de ROB te vergroten. De ROB heeft de evaluatie en zijn reactie daarop aan de minister van BZK gestuurd.

Meer impact creëren

De Raad onderschrijft de vaststelling van Berenschot dat hij met de adviezen meer impact kan creëren. Dat wil de Raad de komende jaren bereiken door:

  • bij de start van adviestrajecten doelen te formuleren over wat hij met een advies wil bereiken, en in kaart te brengen voor wie het advies van belang is en hoe die organisaties het beste kunnen worden bereikt.
  • de zichtbaarheid en bereikbaarheid in verschillende netwerken te vergroten zoals de Unie van Waterschappen en het IPO, beroepsverenigingen in het lokaal bestuur, andere ministeries dan alleen Binnenlandse Zaken en de leden van de Tweede Kamer.
  • de strategische communicatie verder te versterken.

De ruimte voor extra tijd en inzet voor deze activiteiten kan op twee manieren worden gevonden. De eerste mogelijkheid is dat de Raad scherper zijn adviesthema’s gaat kiezen. Daarmee kan hij tijd vrij spelen voor onder meer verleggende adviezen en meer aandacht geven aan de nazorg van afgeronde adviezen. Een andere optie is dat de Raad meer (budgettaire) capaciteit krijgt om de in de evaluatie genoemde ambities te realiseren. Dan kan hij min of meer de huidige omvang aan adviezen, publicaties en evenementen blijven leveren en daarbovenop extra inzet plegen om de geformuleerde ambities te realiseren.

De Raad kan de keuze hierin niet helemaal zelf bepalen, maar is daarvoor deels afhankelijk van de keuzes van de minister van Binnenlandse Zaken als belangrijkste adviesvrager en beheersmatige “eigenaar”. De ROB vraagt de minister daarom in haar reactie dan ook uitdrukkelijk aandacht te besteden aan deze keuze.