Op donderdag 16 januari jl. vond de Nieuwjaarslunchbijeenkomst 'Demonstratierecht onder druk' plaats.
Het recht op demonstreren is stevig verankerd in onze Grondwet en vergt tegelijkertijd een zorgvuldige behandeling, zowel vanuit de overheid als vanuit de samenleving. De overheid gaat soms te snel over tot een verbod, en demonstranten handelen soms op manieren die het recht kunnen uithollen. Het demonstratierecht staat hierdoor steeds meer onder druk.
Tijdens de lunchbijeenkomst 'Demonstratierecht onder druk' op donderdag 16 januari jl. in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag gingen Dagmar Oudshoorn, Munish Ramlal en Michiel Grauss onder leiding van Tom Jessen hierover met elkaar in gesprek, waarna Jacquelien van Stekelenburg reflecteerde op deze boeiende discussie.
Hierbij treft u een uitgebreid verslag + sfeerimpressie van de bijeenkomst aan.
Verslag
‘Demonstreren moet een schurend karakter hebben’, stelde vicevoorzitter Caelesta Braun tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) op 16 januari: ‘Maar waar ligt de grens?’. Over die vraag gingen Dagmar Oudshoorn (Amnesty International), Michiel Grauss (burgemeester Bodegraven-Reeuwijk), Munish Ramlal (ombudsman voor de Metropool Amsterdam) en Jacqueline van Stekelenburg (hoogleraar Sociale verandering en conflict aan de VU) tijdens de drukbezochte bijeenkomst in de Koninklijke Schouwburg met elkaar in gesprek. De discussie werd geleid door dagvoorzitter Tom Jessen.
De panelleden waren eensgezind over de constatering dat er tegenwoordig heel veel gedemonstreerd wordt. De cijfers ondersteunen dit: in de periode van 2013 tot 2022 is het aantal demonstraties in achttien Nederlandse steden meer dan verdubbeld. Maar niet alleen het aantal demonstraties is opvallend, ook het karakter van de demonstraties is veranderd: zo zijn er veel meer ‘burgerlijk ongehoorzame’ demonstraties dan voorheen – gedacht kan worden aan de boerenprotesten en de acties van klimaatdemonstranten. Parallel daaraan lopen de reacties van het openbaar bestuur daarop: zo worden er meer eisen aan demonstraties gesteld, worden demonstraties vaker vooraf verboden of ontbonden en worden er vaker demonstranten gearresteerd. Een goede aanleiding dus voor een gesprek over het demonstratierecht in Nederland; hieronder geven we een aantal kernpunten uit de discussie weer.
Namens Amnesty International trapte Dagmar Oudshoorn de paneldiscussie af met de constatering dat er onwetendheid bestaat over welke acties wel, en welke acties niet door het demonstratierecht beschermd worden. Dit komt bijvoorbeeld doordat we in Nederland de Wet openbare manifestaties (Wom) hebben, die minder ruimte voor demonstraties geeft dan het mensenrecht op demonstreren: ‘ook vreedzame demonstraties die het verkeer hinderen worden door het demonstratierecht beschermd’, aldus Oudshoorn. En voor demonstraties die niet door het mensenrecht op demonstreren beschermd worden, biedt de Wom genoeg handvatten voor een verbod: ‘dan moet je denken aan demonstraties die gewelddadig zijn of buitensporig veel schade aanrichten, of aan demonstraties waar haat gepredikt wordt’. Dat demonstreren iets anders is dan rellen, vonden ook de andere panelleden. Bovendien zijn er wat Oudshoorn betreft meer dan genoeg mogelijkheden voor het lokale gezag om eisen aan demonstraties te stellen, bijvoorbeeld over de plek waar demonstranten moeten gaan staan.
In de visie van burgemeester Michiel Grauss ligt dit minder eenvoudig. Hoewel hij het recht om te demonstreren hoog in het vaandel heeft, ziet hij ook dat dit recht soms misbruikt wordt. ‘Er zit een verdienmodel van demonstranten achter: ze weten dat ze pas aandacht krijgen, wanneer ze de grens over gaan met hun acties’. Als voorbeelden noemde hij de trekkers op de snelwegen tijdens de boerenprotesten en de klimaatdemonstranten die zich vastlijmen op de A12. Hij wees onder andere op de enorme politiecapaciteit die dergelijke acties kosten: ‘die agenten zijn op dat moment niet beschikbaar om criminaliteit aan te pakken’. Daarbij maakt Grauss zich zorgen over het uitblijven van juridische consequenties voor demonstranten die willens en wetens de wet overtreden. Uit de zaal kreeg de burgemeester de vraag of hij meer instrumenten wil om demonstraties te verbieden. ‘Ik wil geen extra bevoegdheden, ik wil dat we de uitwassen aanpakken. Misbruik van het demonstratierecht moet bestraft worden door het OM en de rechter’.
Als ombudsman voor de Metropool Amsterdam beziet Munish Ramlal het aantal toegenomen demonstraties vooral in het licht van de bredere maatschappelijke polarisatie. Hij ziet ook dat demonstraties de laatste tijd vaak ‘scherpe randjes’ hebben, maar het inperken van het demonstratierecht is daarvoor wat hem betreft geen oplossing: ‘als er maatschappelijke onvrede is, moet je juist ruimte creëren voor mensen om die onvrede tot uiting te kunnen brengen’. Ramlal had ook waarschuwende woorden: ‘vergis je niet, in landen om ons heen zijn antidemocratische tendensen zichtbaar. In Groot-Brittannië en Duitsland is het recht om te demonstreren per wet ingeperkt’. Wil je als openbaar bestuur goed omgaan met maatschappelijke polarisatie, dan zou je volgens Ramlal meer moeten inzetten op het deëscaleren van spanningen, nog voordat ze tot gewelddadigheden leiden. Daarvoor zouden we veel meer kunnen leunen op informele leiders in wijken, die weten wat daar speelt en voor verbinding kunnen zorgen.
Ook volgens hoogleraar sociologie Jacqueline van Stekelenburg wordt het verloop van demonstraties in hoge mate bepaald door de manier waarop je daar als overheid mee omgaat. ‘Er is een heel sterke neiging om demonstraties als veiligheidskwestie te zien’. Het uitgangspunt wordt daarmee niet het faciliteren van het mensenrecht om te demonstreren, maar het bewaren van de openbare orde. Dat lokt ook reacties uit onder demonstranten, aldus Van Stekelenburg. ‘Het maakt bijvoorbeeld veel uit of je de ME direct in het zicht van demonstranten opstelt, of dat je ze twee blokken verderop neerzet, alleen voor het geval dat het misgaat. Daar gaat een heel ander signaal vanuit’. Hoe je naar een demonstratie kijkt, bepaalt ook in hoge mate het type agenten dat je erop afstuurt. Zo lichtte Van Stekelenburg toe hoe er grote verschillen bestaan tussen de ME en de vredeseenheid van de politie, die gericht is op het leggen van verbinding met demonstranten en het aangaan van de dialoog. En, tot slot, wees Van Stekelenburg erop dat we niet uit het oog moeten verliezen dat het gros van alle demonstraties in ons land zonder problemen verloopt.
ROB-vicevoorzitter Caelesta Braun sloot de bijeenkomst af met de constatering dat we rekening moeten houden met de maatschappelijke onvrede onder demonstraties. Te makkelijk worden demonstraties opportunistisch geframed en afgedaan als veiligheidsrisico, wat bepalend is voor de manier waarop we erop reageren. Wat haar betreft moeten we daarvoor ook oog hebben voor het functioneren van het openbaar bestuur, want daar is veel van onvrede op terug te herleiden. Het openbaar bestuur zou in de spiegel moeten kijken. Op dat gebied, zo luidden de afsluitende woorden van Braun, ligt een opdracht voor de Raad voor het Openbaar Bestuur.

















