Interview advies Van Parijs naar praktijk: 'Geef mij geen onmogelijke opdracht' (Marco Verloop, wethouder gemeente Veenendaal)

Decentrale overheden moeten snel voldoende financiële middelen krijgen, zodat zij aan de slag kunnen met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Dat stelt de Raad voor het Openbaar Bestuur in het recente advies Van Parijs naar praktijk. Ook adviseert de Raad om lokale, regionale en landelijke inspanningen onderling goed af te stemmen om zicht te houden op het uiteindelijke doel: 49% CO2-reductie in 2030.

Wij vroegen wethouder Marco Verloop wat het advies betekent voor de gemeente Veenendaal.

Marco Verloop, wethouder gemeente Veenendaal

Hoe pakt Veenendaal op dit moment de klimaatopgaven aan?

‘Veenendaal heeft een Programmaplan Energieneutraal Veenendaal vastgesteld met de ambitie om Veenendaal in 2050 energieneutraal te maken. Ons programmaplan heeft vier focuspunten: wonen, werken, mobiliteit en de gemeente als voorbeeld. We stelden het programmaplan in 2017 vast, en toen lag onze focus nog sterk op communicatie en bewustwording. Hoe maken we mensen bewust van de urgentie van klimaatbeleid en van duurzaamheid? En hoe krijgen we inwoners zover dat ze in hun eigen omgeving aan de slag gaan?

Maar ook de gemeente zelf moet daarin voorop lopen en het goede voorbeeld geven. Circulariteit, het hergebruik van grondstoffen en energie, is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Daarin geven we als gemeente het goede voorbeeld. Zo hebben we de bouw van een integraal kindcentrum met twee scholen en een kinderopvangorganisatie circulair aanbesteed. Maar we organiseren ook kennisvorming bij ondernemers door hen met elkaar en met onderwijsinstellingen in de regio te verbinden. Ook hebben we een Trefpunt Duurzaamheid ingericht, waar inwoners met vragen terecht kunnen en informatie kunnen krijgen. We ervaren dat de energietransitie een intensief traject is en ook van de gemeente veel inzet vraagt.

Daarnaast zijn er natuurlijk de zaken die meer direct uit het Klimaatakkoord komen, zoals de RES waar we in onze regio mee bezig zijn en het ontwikkelen van een transitievisie warmte. In dat plan staat wanneer welke wijken van het gas af kunnen en welke mogelijke warmtebronnen er in Veenendaal beschikbaar zijn.’

Wat motiveert jullie bij het maken van die plannen?

‘Voornamelijk het besef dat er nu iets moet gebeuren. Als we zo doorgaan als samenleving dan zijn we de aarde in een hoog tempo aan het opgebruiken, zowel qua energie als qua grondstoffen. Daarnaast zien wij ook in Veenendaal effecten die op zijn minst deels het gevolg zijn van klimaatverandering. De zomers zijn heet, waardoor er op plekken in de binnenstad hittestress optreedt. Dat is niet goed voor de aantrekkelijkheid van Veenendaal als winkelstad. Ook lopen kelders op bepaalde industrieterreinen onder water door hevigere regenbuien.’

Welke obstakels ziet u op de weg naar 2050?

‘Een van de belangrijkste obstakels is wel het geld. Als gemeente accepteren we dat we zelf behoorlijk bijleggen voor de ambitie, maar we gaan er wel vanuit dat het Rijk ook fors zal bijdragen. We kunnen het niet allemaal zelf opbrengen. Als het Rijk niet komt met de financiering die wij verwachten? Dan zijn er twee mogelijkheden: of die financiering moet ergens anders vandaan komen, maar ik zou niet weten waarvandaan, of we moeten de ambities enorm terugschroeven.

‘Dat moet je overigens niet verkeerd begrijpen: ik vind het niet erg als het Rijk zaken naar gemeenten toeschuift en dat het Rijk erop aandringt dat wij kostenefficiënt werken. Maar geef mij geen onmogelijke opdracht. Ik wil een opdracht, gezien de middelen, op een realistische manier kunnen uitvoeren. Daarom ben ik ook blij met jullie advies, want dat brengt de ministers en het nieuwe kabinet in beweging om hier iets aan te doen. Als het Rijk niet met forse financiering komt, dan gaan wij de doelen voor 2050 niet halen.’

Naast geld is er ook ondersteuning nodig, constateren wij in het ROB-advies. Hoe ervaren jullie die op dit moment?

‘Behalve vanuit de energieregio’s, het Nationaal Programma RES en het Programma Aardgasvrije Wijken ervaren wij weinig ondersteuning. Het is belangrijk dat het ROB-advies juist die ondersteuning aanbeveelt, anders moeten we als gemeente telkens het wiel opnieuw uitvinden. We zien nu al bij de RES dat je dingen centraal één keer kunt uitzoeken en dat iedereen daar een voordeel bij heeft. Het zou effectief zijn om dat te verbreden naar het hele Klimaatakkoord. Het is logisch dat er ook binnen de gemeente meer kennis en capaciteit komt, maar dat moet nog wel verder worden opgebouwd.’

Voor de opwekking van duurzame energie wordt er nu in energieregio’s samengewerkt. Hoe ervaart u die samenwerking?

‘Ik vind de structuur met 30 energieregio’s en een Nationaal Programma RES wel een goed werkende structuur. Regionaal heb je toch meer slagkracht en meer kennis. Door onze samenwerking met zeven andere gemeenten en de ondersteuning door het Nationaal Programma RES zijn we tot veel meer in staat. Het regionale programmateam, dat regionaal maar ook nationaal wordt gefinancierd, geeft ons slagkracht om plannen te maken en uit te voeren, en bijvoorbeeld participatie te organiseren.

Waar je wel tegenaan loopt is de balans tussen regionale samenwerking en lokale zelfstandigheid. Ik ben voorstander van regionale samenwerking met behoud van lokale zelfstandigheid. Ik wil zelf kunnen bedenken welke klimaatregelen passen bij mijn gemeente en op welke manier wij het beste CO2-uitstoot kunnen reduceren.’

Lokale zelfstandigheid is een van de uitgangspunten van het ROB-advies: het zorgt voor lokaal draagvlak en lokaal commitment, zowel bij het lokale bestuur als bij inwoners en bedrijven, en het zorgt voor de meest efficiënte en effectieve oplossingen.

‘Dat is inderdaad de essentie van lokale zelfstandigheid die behouden moet blijven. Ik ben ervan overtuigd dat je zo het beste je doelstellingen behaalt. Als er bijvoorbeeld van bovenaf bedacht wordt dat iedere gemeente een aantal windmolens moet plaatsen naar aandeel van inwoners of oppervlakte, dan gaat dat niet lukken in Veenendaal. Wij hebben daar namelijk geen enkele ruimte voor. Met behoud van lokale zelfstandigheid kunnen we kijken waar in de regio die windmolens dan wel kunnen komen en wat wij als Veenendaal wél kunnen doen.’

Bent u hoopvol om de ambitie van 2050 te halen?

‘Laat ik het zo zeggen: ik verwacht veel van het ROB-advies. Ik hoop van harte dat het kabinet het advies daadwerkelijk uitvoert. Ik zou erg teleurgesteld zijn als dat niet zo is. Ik ben overtuigd van de bittere noodzaak van duurzaamheid en wil me daarvoor van harte inzetten, maar geef mij dan wel de middelen om dat ook daadwerkelijk uit te voeren.’