Decentraliseren kun je leren

Weblog

Op de drempel van een nieuw decennium is de verleiding groot terug te kijken op de afgelopen tien jaar. Voor mij persoonlijk heeft een terugblik van twintig jaar een bijzondere aantrekkingskracht. Waarom? De eeuwwisseling markeerde het einde van mijn ambtelijke leven waarin de financiën van het openbaar bestuur een centrale rol hebben gespeeld. Het lidmaatschap van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) als voorloper van de ROB hoorde daarbij. Daarna heb ik twee decennia meer vanuit de zijlijn gewerkt om sinds een half jaar mijn rentree in de arena van het openbaar bestuur te maken met het lidmaatschap van de Raad. De cirkel lijkt gesloten.

Drs. P.J.M. (Peter) Wilms - tijdelijk raadslid ROB

Stilstaand water

Een geruststellende observatie is dat in die twintig jaar schijnbaar veel nog hetzelfde is gebleven in de financiën van het openbaar bestuur. De uitbreiding van het decentraal belastinggebied heeft veel rapporten opgeleverd maar niet tot enige merkbare wijziging geleid. Stilstaand water. In de discussie over de normering van het gemeentefonds (gelijk trap op, trap af) worden steevast dezelfde inmiddels platgetreden paden bewandeld in een vergeefse zoektocht naar een formule die het beste van twee werelden in zich verenigt: meer stabiliteit en zekerheid voor decentrale overheden zonder concessies te doen aan de actualiteit (lees: zonder mee te liften op een hoger dan geraamde ontwikkeling van de rijksuitgaven).

Bij de verdeling van het gemeentefonds zwelt periodiek de roep aan om meer transparantie en eenvoud, maar deze verstomt op het moment dat bestuurders de prijs voor de vereenvoudiging krijgen gepresenteerd in de vorm van grotere herverdeeleffecten. Ondertussen lijkt er geen grens te zijn voor de groei van het aantal maatstaven in het gemeentefonds.

X = X

Veel is dus bij het oude gebleven, maar gelukkig niet alles. Het takenpakket van gemeenten is enorm toegenomen, wat een legitimering lijkt voor een continue schaalvergroting. Het gemeentefonds is in de afgelopen twintig jaar in omvang pakweg verdrievoudigd. De hoofdoorzaak is zonder twijfel de decentralisatie in het sociale domein die geen precedent kent. Na de aanvankelijke euforie lijkt er nu sprake van een zekere ontnuchtering. Wat mijzelf frappeerde is dat een dergelijke majeure operatie schijnbaar is ontworpen zonder voldoende aandacht voor de beleidstheorie. Wat willen we met de overheveling bereiken en onder welke voorwaarden en via welke werkzame mechanismen kunnen we de doelstellingen bereiken?

Wat mijzelf frappeerde is dat een dergelijke majeure operatie schijnbaar is ontworpen zonder voldoende aandacht voor de beleidstheorie.

Wat voor beleidstheorie doorging, was boterzacht en vooral ingegeven door wensdenken. Het openbaar bestuur staat bol van mythes, misverstanden en mantra’s. De decentralisatie is daar geen uitzondering op. Als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat decentralisatie gelijk staat aan meer efficiency en dat decentralisatie per definitie de afstand met de burger verkleint. Het lijkt een geloofsartikel of een stelling die niet bewezen hoeft te worden. X=X.

Fundamentele vragen

Met het verwaarlozen van de beleidstheorie komen we niet toe aan een aantal fundamentele vragen die vooraf (ex ante) moeten worden beantwoord om tot een verantwoorde decentralisatie te komen.
Zoals: hoe kunnen gemeenten het voorzieningenniveau in het sociaal domein intact laten bij een korting van 15% (terwijl bijvoorbeeld het aantal stoornissen in het Diagnostic and Statistical Manual - DSM - bij elke nieuwe uitgave met tientallen toeneemt en daarmee de deur openzet voor een verder stijgend beroep op de jeugdzorg)? Hoe kunnen gemeenten een decentralisatie die zijn weerga niet kent in één keer goed uitvoeren? Hoe moet de gemeenteraad zijn toegerust om sturing te geven aan de nieuwe taak in het sociale domein en welke rol kan de raad spelen om de zorg dichter bij de burger brengen? Welke efficiencyvoordelen blijven over als het Rijk wel gaat interveniëren of als burgers geen verschillen accepteren in individuele, persoonsgebonden voorzieningen? 

Leren van ervaringen

Dit zijn ongetwijfeld allemaal ongemakkelijke vragen, maar het zou een goed voornemen zijn om te leren van de ervaringen uit het recente verleden en deze vragen in het komende decennium bij nieuwe decentralisaties niet te ontwijken. Een eerste kans biedt het klimaatakkoord. Gemeenten, provincies en waterschappen staan daarin aan de lat voor de uitvoering van een groot aantal afspraken die aan de sectortafels zijn gemaakt (aardgasvrij maken van wijken, regionale energie strategieën etc.). Wijzer geworden door de ervaringen met de overheveling van taken in het sociaal domein zijn met name de decentrale overheden erop gebrand dat de taken haalbaar en betaalbaar moeten zijn. Vandaar dat onafhankelijk onderzoek en een zwaarwegend advies van de ROB inzicht moet bieden in de uitvoeringskosten van de taken waarvoor de decentrale overheden zich gesteld zien. Dat is winst.

Een gegeven paard

Tegelijkertijd moeten we het bredere perspectief van de beleidstheorie voor ogen blijven houden; op welke manier, onder welke voorwaarden en via welke mechanismen wordt verondersteld dat de decentrale overheden een efficiënte en effectieve bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen? Als er gerede twijfel is of aan de voorwaarden voor een succesvolle decentralisatie is voldaan moeten we er niet voor terugschrikken het design van de decentralisatie opnieuw te doordenken. Decentrale overheden moeten ook leren nee te zeggen. Je mag een gegeven paard best in de bek kijken.

Noot

Blogs op Raadopenbaarbestuur.nl zijn op persoonlijke titel. Het blog geeft niet per se de mening weer van de Raad.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.